Vrijdag 22 december 1944 – deel 1
5 uur. Klaske hielp me die morgen de deur uit. We sjouwden de fiets van de stoep af, waarna ik ging kijken hoe ver Wim ermee stond. Hij bleek net reisvaardig te zijn. We namen nog even afscheid, terwijl ons de laatste waarschuwingen in de oren klonken, zoals: “Goed uitkijken en niet in de sloot fietsen, enzovoort.” Het was aardedonker, want de lucht was bewolkt. Met het oog op de duisternis hadden we onze lampen afgedekt, zodat we toch iets konden zien. Welgemoed stapten we op, en het duurde niet lang of we hadden ons slapende dorp achter ons gelaten.
We hadden de wind in de rug, zodat we met een stevig gangetje over de nieuwe weg schoten. De weg was nogal nat, waardoor onze banden flink spetterden, wat niet bevorderlijk was voor mijn broekspijpen. Wim had er geen last van, daar hij in het bezit was van een sliklap. We hadden al een tijdje gefietst, zodat we begonnen te kijken of we niet eens rechtsaf moesten. Met onze fietslantaarns beschenen we de verkeersborden en probeerden vlug te lezen wat erop stond. Ging dit niet, dan moesten we afstappen en met een sigarettenaansteker proberen het bord te ontcijferen. Eindelijk was het zover, zodat we de eerste 15 km erop hadden zitten.
Bij het viaduct stonden Moffen op wacht bij een tankmuur. Deze hadden ons in de verte al zien aankomen aan onze grote lichten, waar ze ons nu met een grote brul opmerkzaam maakten. Met een zoet praatje en met de hand voor de lamp keerden we de “Herren” de rug toe.
Nu ging het rechttoe, rechtaan op Hilversum aan, over Uithoorn, Vinkeveen en Loenersloot. In de buurt van Vinkeveen begon het eindelijk wat lichter te worden. De zon wou echter maar niet doorkomen; ze bleef achter een wolkenbank, en we hebben haar de hele dag niet gezien. Zo naderden we Hilversum, en hoewel het nog midden in de morgen was, hadden we toch al trek in een hap eten. We zochten dus een cafétje op en verorberden onze boterhammen. Aangezien er niets anders te koop was, dronken we er een glas limonade bij. We zaten echter warm, en dat was al een groot voorrecht. Een ei konden we ook kopen, maar dat moest f 2,50 kosten, en dan kon het nog niet eens gekookt worden.
We bespraken hier hoe we het beste in Nijkerk konden komen. Besloten werd over Baarn en daarna door de polders te rijden. Dit was wel geen beste weg, maar veel korter dan over Amersfoort. Nadat we onze gastvrouw voor de inlichtingen bedankt hadden, freewheelden we Hilversum weer uit. Het ging nu heuvel af, en we schoten prachtige bossen in. Ook hier konden we zien dat de mensen gebrek aan brandstof hadden, want er waren veel bomen gesneuveld. Maar er stonden er nog genoeg.
In Baarn aangekomen verlieten we de grote weg en zouden we de polders in fietsen, op Eembrugge aan. Plotseling zagen we een groepje mensen staan die ons waarschuwden met een “Pas op, controle”. We waren tot nu toe nog nergens aangehouden, maar nu zou de misère beginnen.
We stapten af om te beraadslagen wat ons nu te doen stond. Bij navraag bleek dat de Landwacht (Nederlanders!) persoonsbewijzen en Ausweisen controleerde, ongeveer 200 meter voor ons uit, vlak bij een pontje dat we over moesten, het pontje van Kuier geheten. Dat zag er niet zo mooi uit. Wat moesten we doen? Wel waren onze papieren goed, maar ja, we wilden niets riskeren, want we wisten maar al te goed dat de Moffen en hun handlangers niets om deze papieren gaven.
Toen we stonden te beraadslagen, reed ons een man en een vrouw voorbij. De man had nog een klein kind achterop. Op onze waarschuwingen sloegen ze geen acht en reden door. Wij besloten het er ook maar weer op te wagen en stapten weer op. Plotseling zagen we de man en de vrouw in een razend tempo terugkomen. Een lid van de landwacht rende er achteraan, zo nu en dan stilstaande om op de vluchtelingen te schieten. Gelukkig troffen ze geen doel, maar we hoorden de kogels langs onze oren fluiten.
Op zo’n ontvangst bij de heren hadden we toch niet gerekend, maar we moesten nu wel doorfietsen, wilden ze ons ook niet op de korrel nemen. Even later stonden we dan ook met spanning in het hart en met onze vergunning in de hand voor zo’n “landgenoot” van ons, die zich niet schaamde in het vuile donkergroene uniform van de vijand. Deze landverrader bekeek onze papieren en bij het lezen van onze woonplaats Sassenheim keek hij verrast op. Daar was hij ook nog bekend. Hij vroeg ons of wij een zekere Brox kenden. Wim bleek dit heerschap wel te kennen; het was de kroegbaas van K.S.A.[i] Hij vroeg ons de groeten aan die kerel te doen.
Wij beloofden dit natuurlijk direct, welke belofte we even natuurlijk niet gehouden hebben. Onze papieren waren goed, zodat we de pont mochten passeren. Even voorbij de pont stond echter alweer zo’n snuiter die ons opnieuw controleerde.
[i] K.S.A. staat waarschijnlijk voor ‘Katholieke Sociale Actie’. De K.S.A was een beweging binnen het katholieke zuilensysteem in Nederland. Het werd In het begin van de 20e eeuw opgericht om de belangen van katholieken te behartigen en hen te ondersteunen bij sociale, culturele en maatschappelijke activiteiten. De KSA was een netwerk van katholieke verenigingen, scholen, vakbonden en andere organisaties die samenwerkten om een sterke katholieke gemeenschap te vormen, met een nadruk op geloof, solidariteit en sociale verantwoordelijkheid.