Vrijdag 22 december 1944 – deel 3

We passeerden de spoorwegovergang. Hier hadden bommenwerpers van de R.A.F. danig huis gehouden. Veel huizen waren hier vernield of vernietigd, maar op de spoorbaan zelf was maar één bom gevallen. De baan was echter alweer in orde. Bij de Fino-fabriek was het een drukte van belang. Het bleek dat vanwege het Rode Kruis een gratis bord soep werd uitgereikt aan mensen die ten gevolge van de oorlog op reis waren[1]. Nu, de soep smaakte best. We hadden er een snee brood bij gegeten, zodat we er weer even tegen konden. En dat mocht ook wel, want naar Zwolle was het nu nog 49 km, en het plan begon steeds vastere vormen aan te nemen om in deze stad te overnachten. Het zou echter nog heel wat inspanning kosten.

Voor de Fino-fabriek staan de handkarren en fietsen van de trekkers. (foto Dhr. F.W. Bonnet/NIOD)

Terwijl wij onze soep aten, maakten we kennis met twee dames die we in Nijkerk ook al gezien hadden. Ze kwamen uit Amsterdam en moesten naar Hattem, dat vlak voor Zwolle ligt. Het waren een paar stoere dames, want geregeld ontmoetten wij ze weer op de verdere reis. Ze hadden namelijk de gewoonte om, met het oog op zadelpijn, geregeld eens een tijdje te lopen. Zodoende haalden de dames ons telkens weer in, terwijl wij maar steeds doorfietsten.

Onze eerstvolgende stad was nu Elburg. Langzamerhand begonnen we te bemerken dat we Het Beloofde Land naderden, want er kwam een stroom fietsers ons tegen, bepakt en bezakt. Velen hadden één of twee konijnen aan hun stuur bungelen. Het was immers overmorgen Kerstmis, en die middag hebben we ontelbaar veel van die beesten gezien. Nadat we Elburg gepasseerd waren, besloten we in het dorpje Doornspijk eens te proberen of we niet bij de een of andere boer een flesje melk konden loskrijgen. Voor dit doel hadden we elk speciaal een melk- of bierflesje meegenomen.

We stapten dus op een boerderij af en vroegen de boerin of ze voor ons niet een beetje melk had. Ze was gekleed in haar typische klederdracht en sprak een grappig Gelders dialect. Ze had echter al haar melk al uitgedeeld, behalve hetgeen dat ze voor eigen gebruik nodig had, en dat was ze juist aan het koken. Als we even tijd hadden, konden we daar wel wat van krijgen. Even later kregen we beide ons flesje vol, wat we zo heet opgedronken hebben. Dat hadden we in geen tijden meer geproefd: volle melk en wel een halve liter tegelijk, wat ons een dubbeltje[i] kostte.

Wim vertelde dat hij voor de Kerstmis voor zijn ouders twee liter melk besteld had bij de melkboer. Die moest echter f 2,50 per liter kosten. De boerin sloeg bij het horen hiervan de handen in elkaar; zoiets had ze nog nooit gehoord. Na de aardige boerin vriendelijk bedankt te hebben, begonnen we aan de laatste etappe voor vandaag. De laatste loodjes zouden ook hier het zwaarst wegen. Het begon echter langzamerhand donker te worden.

Plotseling fietsten we weer gelijk op met de twee dames. Daar zij slechts één licht hadden, bleven zij nu bij ons (wonen) fietsen. Eén van de dames had een olielamp bij haar.. Wij bespraken nu weer ons probleem: waar slapen we vannacht? De dames boden aan dat wij bij hun familie wel terecht zouden kunnen in Hattem. Het was prachtig aangeboden, maar we hadden ons nu eenmaal voorgenomen om vandaag nog over de IJssel te trekken, zodat we van dat aanbod geen gebruik konden maken.

We zouden proberen in Zwolle een hotel op te scharrelen. Hiervoor zouden we eerst een bewijs bij de Ortskommandant moeten halen, omdat alle hotels door de Wehrmacht bezet waren. Enfin, we zouden maar afwachten. Om de twee kilometer kwamen we een bord tegen waarop stond hoe ver we nog van Zwolle waren. Met onze fietslantaarns lichtten we ze bij. We waren het bord “Zwolle, 8 km” al gepasseerd. Even later “Zwolle, 6 km”. Niet lang daarna zagen we weer een bord, maar konden niet zien wat er stond; het zou wel “Zwolle, 4 km” zijn. Maar dat viel tegen, want geruime tijd later zagen we dat bord pas.

O, wat waren die laatste kilometers lang! Vlak na dat laatste bord doemde de IJsselbrug op. We schrokken ervan, want hier zou beslist worden of we in Friesland zouden komen, ja of nee.

We stapten af en liepen langzaam de helling op. Vlak voor ons zagen we nu een tankmuur, met een nauwe opening in het midden en ter weerszijden. Daarachter zagen we de boog van de brug. Van de rivier konden we vanwege de duisternis niet veel zien. Bij de muur werden we door een Mof staande gehouden. Het was er een van de gevreesde Duitse Polizei. We deden al snel een duik naar onze portefeuilles en zochten onze papieren op, die bij het licht van een zaklantaarn werden gecontroleerd. Ze werden nauwkeurig onderzocht, maar bleken toch in orde te zijn, zodat we konden passeren. Het was voor ons een hele opluchting.

[1] Zie  https://nos.nl/bevrijdingsjaar/bericht/2321554 voor bericht en foto van trekkersfietsen bij de Fino fabriek.

[i] Dubbeltje – 10 cent-stuk in de tijd van de gulden.