Zaterdag 23 december 1944 – deel 4
Het leek eerst alsof niemand thuis was, want alles zat op slot. Ik zou net naar de voordeur gaan, op zoek naar de sleutel, toen Wim iemand voor het raam hoorde. Het bleek een man te zijn die daar logeerde. Hij herkende mij niet direct, maar riep Jilles, de onderduiker, erbij. Op het horen van de naam “Dijkstra uit Sassenheim” kwam Jilles snel tevoorschijn en verwelkomde ons hartelijk. Ik had hem nog niet eerder ontmoet. Hij vertelde dat Omke Jan naar het andere eind van het dorp was, en dat Gels naar haar zuster was.
We gingen naar de kamer, waar Jilles ons honderduit vroeg hoe we het allemaal hadden klaargespeeld en of we niet bang waren opgepakt te worden. Ondertussen was Gels gaan waarschuwen en zij verscheen al snel, verrast ons te zien. Even later kwam Omke Jan thuis om zijn brood te halen, voordat hij ging melken. Ook hij keek raar op.
We moesten natuurlijk alles vertellen, onder het genot van een kop chocolademelk. We waren ongeveer om 11 uur aangekomen, zodat we over die 60 km 11 uur hadden gedaan. (Dat is ruim 7 km per uur gemiddeld, terwijl we de vorige dag ongeveer 14 uur onderweg waren geweest voor 140 km, wat neerkomt op een gemiddelde van 10 km per uur.) Het bleek wel dat we de tweede dag niet zoveel meer mans waren. We waren dan ook blij, zittend in een gemakkelijke stoel, dat we onze benen eens heerlijk onderuit konden gooien. Stil blijven zitten konden we echter ook niet, zo gewend waren we aan onze zadels geraakt.
Ondertussen werd het melktijd en gingen we eens bij Omke Jan in de stal kijken. We bekeken het melken nu met heel andere ogen dan vroeger. Wat was het toch heerlijk als je zoiets had. Hadden we dat maar thuis. We konden echter niet blijven kijken, want we hadden nog meer te doen voordat het zondag zou zijn. We moesten eerst naar huis telefoneren en daarna nog naar de kapper, want vooral Wim had een reusachtige baard.
We gingen op stap en waren al gauw bij Spanz, de Gem. Veldwachter. Nadat we hem ons verhaal hadden verteld, vroeg hij voor ons het politiebureau van Sassenheim om een dringende verbinding. Op een andere manier was het niet mogelijk, want particulieren konden niet meer telefoneren en anders zou het dagen duren voordat de aansluiting kwam. Het zou nu nog wel een paar uur duren, maar het was toch waarschijnlijk dat het bericht van onze goede overkomst vandaag nog thuis zou zijn. De dienstdoende agent zou het thuis dan gaan vertellen. Het zou wel een duur gesprek worden (later bleek 6 gulden), maar ja, dat gaf niet; dan wisten ze thuis tenminste dat we goed waren overgekomen.
Na Spanz bedankt te hebben, gingen we naar de kapper. Gelukkig was het daar niet druk en werden we gauw geholpen. Wim was vol lof over het scherpe mes van de kapper: volgens hem was zijn zware baard nog nooit zo glad en zonder wonden weggehaald.
Er bleef nu nog wat tijd over die we benutten om nog even bij Omke Germ te gaan kijken. Die keek ook vreemd op toen we hem onder de koeien verrasten. Na de ontmoeting kwam het gesprek vanzelf al gauw op de oorlog. Hij vertelde dat de Moffen vaak melk bij hem kwamen halen, wat ze natuurlijk niet zomaar kregen. Bij zo’n geval was het eens zo hoog opgelopen dat een Mof hem het geweer op de borst zette en hem dwong melk te geven.
Tijdens het melken werden de staldeuren nu verzegeld met een afsluitboom, zodat ongewenste bezoekers niet zomaar binnen konden lopen. Toen er op een gegeven moment aan de deur werd gerammeld, zaten ze in grote spanning. We lachten er eerst om. Zaten we thuis niet rondom de soldaten? En waren we niet helemaal naar hier gekomen met onze papieren? Nee, we voelden ons veilig. We zouden echter tijdens ons verblijf in Friesland beleven dat, als je het hier met een Mof te maken kreeg, het niet veel goeds betekende, en dat het altijd om je vrijheid of je leven ging. We konden later ook best begrijpen, dat als een Friese jongen in de verte een soldaat aan zag komen, dat hij gauw de benen nam en in een schuilplaats dook.
Het werd zo langzamerhand alweer etenstijd, dus moesten we weer op het andere eind aanschuiven. Trek in eten hadden we echter niet, want we hadden die dag al zoveel gegeten. In St. Johannisga hadden we elk nog een hele bloedworst gekocht, die ik echter niet helemaal opgegeten heb. Vroeger lustte ik het niet en nu stond het me ook zo maar tegen, want er zat helemaal geen vlees in; het was enkel bloed en meel.
Het eten lieten we ons ondanks alles goed smaken, waarna we onze koffers eens gingen uitpakken. We hadden namelijk wat tarwe meegenomen, omdat we helemaal geen bonnen bij ons hadden. Bovendien hadden we nog een pak kaarsen meegenomen, die ze hier echter niet nodig hadden, want ze hadden nog elektrisch licht.
Lang zijn we die avond niet opgebleven, want we verlangden ernaar eens heerlijk uit te rusten. Wim moest bij Jilles op zolder slapen en ik bij Omke Jan in de alkoof. Dat laatste ging nog precies zoals het vroeger was, wat betekende dat ik tegen het schot van de bedstee moest kruipen, omdat Omke Jan graag goed de ruimte had. Dat mocht hem echter niet hinderen, want ik sliep gauw, ondanks dat Jilles en Wim boven ons nog een hele tijd lagen te brommen